Of God bestaat, wie het ik voorstelt, wat tijd is, waar inspiratie vandaan komt – Micha Hamel verstout zich met zijn tweede bundel in krasse taal een flink aantal antwoorden te geven. Antwoorden, bedoeld om vooruit te komen, om de species homo sapiens te leren begrijpen, diens onnavolgbare denktranten te vatten. Pas als de dichter zich met bruut geweld, schaamteloos flirten, kinderachtig flemen, kolderieke maskerades of mandjeslekke logica een pad naar een kwestie heeft gekapt, ontstaan er momenten van lyriek of oprechtheid, waaruit een grimmige twijfel aan al het bovengenoemde blijkt.