Je moet hier zijn geweest
Vraag iemand een kunstenaarsdorp te noemen en de kans is groot dat men Laren zegt, of Bergen - een enkele keer Domburg. Maar Oosterbeek? Als de plaats al associaties oproept, is dat met de oorlog; de rampzalige Slag om Arnhem in 1944, een 'brug te ver'.
Er is echter ook een ander Oosterbeek, dat van schilders en schrijvers, bankiers en renteniers, villa's en buitenplaatsen. Een onbeduidend dorp van boeren en dagloners werd in het midden van de negentiende eeuw Nederlands eerste kunstenaarskolonie. Al snel stond de plek, met een verwijzing naar de beroemde Franse kunstenaarskolonie, bekend als Nederlands Barbizon. Schilders als Anton Mauve, Paul Gabriël en Willem Maris legden er de basis voor een carrière die hen tot buiten de landsgrenzen beroemd zou maken. In het voetspoor van de kunstenaars vestigden zich steeds meer welgestelden in Oosterbeek, waar zij tientallen fraaie buitenplaatsen lieten aanleggen. De puissant rijke schrijver, landgoedeigenaar en mecenas Johannes Kneppelhout drukte als geen ander zijn stempel op het dorp en zou een belangrijke schakel worden tussen kunstenaars en elite.
Dit is het verhaal dat Willem de Bruin vertelt in Je moet hier zijn geweest; over de Haagse School en de Amsterdamse elite, over de trek naar buiten en het opkomende toerisme. Hij toont een kant van Oosterbeek die lange tijd door de oorlog aan het zicht werd onttrokken.